Aangezien ik nog niet zoveel heb gelopen, bedacht ik me gister dat ik wel naar Mill kon wandelen. Daar moest ik om 20.00 uur zijn voor een vergadering en ik kon met een mede-bestuurslid mee naar huis rijden. Ideaal dus. Het zonnetje scheen bij vertrek en ik had een lekker muziekje op.
Met zes kilometer per uur ging het eerste uurtje weer lekker. Moest ook wel zo snel lopen, want ik was iets te laat uit Cuijk vertrokken (wilde eerst nog een artikel afronden). Het fietspad naar Beers en vanaf daar naar Mill is geen inspirerende wandelomgeving, maar daar maakte ik me niet druk om. De lucht die halverwege steeds donkerder werd, baarde me meer zorgen.
Zag ik daar bliksem boven St. Hubert? En hoorde ik wat gerommel? Ik deed mijn oordopjes uit en belde Michiel. Nee, die had niets over regen en onweer gehoord. In Cuijk was het nog steeds lekker weer. Ondertussen rijdt een collegaatje me zwaaiend voorbij. Ik lach en loop vol goede moed verder. Het zal allemaal wel meevallen.
Nou… niet dus. Zo’n 2,5 kilometer voor aankomst nam de wind toe en begon het te druppelen. Het ging steeds harder regenen. Gelukkig had ik mijn waterdichte sportjack aan, maar mijn spijkerbroek was zeiknat. Als een verzopen kat belde ik aan. Om vervolgens drie uur in een natte broek te vergaderen. Dat voel ik vandaag dus aan mijn benen.
Leerles: een goede wandeluitrusting bevat meer dan fijne wandelschoenen en -sokken. Nu een beetje een leuke broek vinden die snel droogt. En een lichter regenjasje. Want dat jack is me veel te zwaar.